Patiënten kunnen verspreid worden als dat nodig is. Hiervoor is de procedure grootschalige geneeskundige bijstand, voor de momenten dat het er echt om spant.
Daarnaast kan een instelling veel zelf doen om de patiëntspreiding naar externe locaties te voorkomen of beter te organiseren. Dit kan op verschillende manieren, onder andere door het maken van afspraken over onderlinge opvang, het organiseren van vervoer, het maken van afspraken over gesloten voorzieningen of een andere groep bijzondere patiënten. Bovendien heeft een adequaat optreden van de BHV organisatie een belangrijke rol in het intern verplaatsen van patiënten of cliënten.
Afhankelijkheid van één instelling voor het leveren van bijvoorbeeld medicatie aan alle verzorging, -verpleeghuizen en thuiswonende is een groot risico.
Wanneer deze instelling betrokken is bij een incident als brand, kan er mogelijk geen medicatie uitgifte plaatsvinden en is het ophalen van recepten uit de systemen niet mogelijk.
Bij evacuatie van personen kan het tijdig verstrekken van de juiste medicatie aan die personen een probleem zijn.
Vooral in nachtelijke uren is coördinatie lastig te realiseren. Het optreden van crisis coördinatoren is niet overal 24/7 gegarandeerd.
De GHOR kan hier een belangrijk rol in vervullen.
Interne informatiesystemen vallen uit, waardoor vaak overgegaan moet worden op improvisaties. Dit betekent uiteindelijk dat er veel handmatig zal moeten plaatsvinden, maar dat sommige informatie over actuele aanvragen of bestellingen niet meer zichtbaar zijn.
Dit kan leiden tot gebrek aan informatie uitwisseling tussen instellingen, waaronder ook apothekers.
Communicatie tijdens incidenten is belangrijk voor een goede samenwerking.
In de nachtelijke uren bestaat het risico dat communicatie tussen personeel van afdelingen binnen het ziekenhuis als mede bij VVT-instellingen niet goed bereikbaar is vanwege bijvoorbeeld een lagere personele bezetting en zorg voor de patiënten.
Het risico kan zijn dat alarmering en daarmee opschaling later op gang komt dan wenselijk.
Verschillende partijen bieden hulp tijdens brand. Na een incident vindt evaluatie en eventueel nazorg vaak plaats bij de posten of instellingen.
Aandacht voor mentale opvang vanuit instellingen voor functionarissen die betrokken zijn geweest bij een incident is belangrijk voor het welzijn en goed functioneren van personeel.
De GHOR pakt hier een rol in door contact te onderhouden met zowel eigen personeel als met de betrokken instelling.
De care- en cure sector geven aan goed tot redelijk te zijn voorbereid op het scenario brand. Er is ofwel een calamiteitenteam aanwezig of er is wetgeving voor brandveiligheid waarop ze voorbereiden.
De grootste risico’s worden gezien in het feit dat cliënten de voorhanden zijnde voorzieningen, zoals het niet sluiten van branddeuren en gebruik van brandblussers niet kunnen bedienen. Binnen de keten worden scenario’s en uitwijkvoorzieningen niet besproken.
Gezamenlijke voorbereiding ontbreekt.
De zorgketen is redelijk tot goed voorbereidt tijdens een incident met brand door middel van de GGB-procedure en een BHV organisatie. Knelpunten ontstaan bij alarmering en coördinatie vooral in de nachtelijke uren, afhankelijkheid van één organisatie voor levering van onder andere medicatie en materialen en informatiedeling.
Om deze knelpunten te verminderen / weg te nemen is aan te bevelen om:
Klik hier om terug te gaan het hoofdstuk Methodiek en de andere incidenttypes.
GHOR Zuid-Holland Zuid
Prof. Kohnstammlaan 10
3312 KL Dordrecht